Uitgelicht

Over Miksang, intenties en een Helmondse schilder

Leestijd: 5 minuten.

Een tijdje geleden werd ik uitgenodigd om deel te nemen aan het fotografieproject ‘Goeikes – Het Jaar van Lucas Gassel’. Die Gassel was een zestiende-eeuwse schilder en één van de pioniers van het landschapsgenre. Omdat de goede man toevallig in Helmond geboren was, had die gemeente de kans aangegrepen om 2020 uit te roepen tot het Jaar van Lucas Gassel. Een fraai staaltje stadspromotie dat helaas enigszins in de wielen werd gereden door het hele coronagebeuren. Evengoed bleef een aantal mooie activiteiten overeind.

De kern werd gevormd door een fascinerende tentoonstelling van zijn werk in het gemeentemuseum maar er waren ook andere evenementen. De grootste daarvan was de tweede editie van het Helmondse fotografieproject Goeikes. Daartoe werden enkele fotografen uitgenodigd om een geheel eigen interpretatie van het thema ‘Lucas Gassel’ uit te werken. Dat zou uiteindelijk leiden tot een prachtig boek en een expositie op verschillende locaties in het stadscentrum.

Ik voelde me natuurlijk vereerd en zei onmiddellijk ‘ja’. Maar stiekem zat ik ook een beetje in tweestrijd. Want ‘contemplatieve fotografie’ en een ‘thema uitwerken’, gaat dat eigenlijk wel samen?

In zekere zin is de kern van Miksang contemplatieve fotografie immers dat je ‘zomaar’ wat rondwandelt. Niet op zoek naar iets in het bijzonder, totdat je oog ergens op valt. De truc is dan om niet meteen in een gedachte of oordeel te schieten (“waaróm trok dit mijn aandacht?” of “eigenlijk is het niet interessant genoeg”). In plaats daarvan neem je je waarneming serieus: je vertrouwt erop en legt ‘m vast precies zoals je het zag.

En dat is natuurlijk exact wat je niet doet wanneer je een thema uitwerkt.

Andere fotografen binnen het project zetten schilderijen van Gassel in scène, fotografeerden moderne versies van de figuren uit zijn werk, of schoten traditionele landschapsfoto’s op plekken waar Gassel ooit was. Hoe indrukwekkend hun werk ook is, het is conceptueel. Het werkt namelijk een concept – een samenhangende groep ideeën – uit.

Jason Siau’s werk bestaat uit samengestelde beelden, net als dat van Gassel. Foto: Dave van Hout

En dat is natuurlijk geen enkel probleem. Behalve voor mij dan, omdat mijn werk precies het tegenovergestelde van conceptueel is. Miksang contemplatieve fotografie is perceptueel: de enige compositie-gerelateerde vraag die ik mezelf stel, is: “is dit wat ik zag?”.

Dus wat te doen? Water bij de wijn?

Gelukkig hoefde dat niet. Want binnen contemplatieve fotografie bestaat er zoiets als een intentie. Dat is een soort voornemen: één aspect van de visuele wereld dat je van tevoren uitkiest. ‘Patroon’ kan bijvoorbeeld een intentie zijn. Die intentie fungeert dan als een soort stopbord voor je geest: wanneer je rondwandelt en een patroon ziet, ervaar je een soort flits van waarneming (“hee, dat was mijn intentie!”) en stopt je denken heel eventjes. En hopelijk is dat lang genoeg om een foto te maken van wat het nu precies was dat je stopte – vóórdat je het allemaal weer gaat beredeneren. Een intentie is geen doel op zich: het is een gereedschap om je oog, geest en hart uit te lijnen.

Maar in de context van Gassel was intentie voor mij de sleutel.

Ik ging op zoek naar welke intentie me dichter bij Gassel kon laten komen. Daartoe ging in gesprek met kunstwetenschapper en Gassel-expert dr. Ger Jacobs, die recentelijk een prachtig boek over zijn werk publiceerde. Overigens ontdekten we tijdens ons gesprek dat hij ooit leraar was van mijn in 2017 overleden vrouw Anna-Eva, en een belangrijke reden dat ze voor de kunstacademie koos. Toevallig, zou ik zeggen als ik nog in toeval zou geloven.

Lucas Gassel, Landschap met Christus en de vrouw uit Kanaän, 1550. Bron: BrabantCultureel

Jacobs gaf me een masterclass kunstgeschiedenis en vertelde dat vóór Gassel, het landschap in de kunst hoogstens een ondersteunende functie had voor religieuze taferelen. Je moet je kruis toch érgens neerzetten, als het ware. Maar onder invloed van humanistische denkers als Erasmus gingen schilders anders naar de wereld kijken. Waar de natuur hen eerder vooral ontzag inboezemde, spoorde die hen nu aan tot onderzoek. Grappig – dat is precies hoe men binnen contemplatieve fotografie landschappen beziet: als uitnodiging om dieper te kijken.

In het begin van de zestiende eeuw begonnen schilders de natuur steeds minder als ‘hemelse schepping’ te zien en steeds meer als ‘wereldse pracht’. En volgens expert Jacobs was Gassel was in het bijzonder gefascineerd door “zijn indrukken van de ruimte, de vormenpracht, het schier onbeperkte kleurengamma”.

Dáár had ik ze. De intenties die de link tussen perceptueel en conceptueel konden vormen. Mijn bruggetjes tussen Gassel en Miksang.

Ruimte.

Vorm.

Kleur.

Met die intenties ging ik op pad in Helmond. Zo kon ik op een pure manier contemplatieve fotografie beoefenen. Zonder concessies aan mijn methode en in het volste vertrouwen dat de intenties die Gassel ertoe brachten om schijt te hebben aan wat eerdere schilders deden, dat ook voor mij konden doen. Het leverde een flinke hoeveelheid tripjes en foto’s op – we hadden immers enkele maanden de tijd voor onze projecten.

En ja, de water bij de wijn kwam er uiteindelijk toch wel. Maar dan uitsluitend in het selecteren van geschikte foto’s. “Deze passen allemaal goed bij elkaar qua kleur, maar die valt uit de toon.” Of: “Die heeft een sterke diagonaal erin, wat Gassel ook vaak deed.” En: “Deze lijken samen wel een beetje op een berglandschap.”

Allemaal achteraf erbij bedacht natuurlijk – door de vormgever én mijzelf. Maar helemaal prima en ook hartstikke logisch dat zulke zaken een rol spelen bij het samenstellen van een boek en een tentoonstelling. Het ging per slot van rekening over Gassel: niet over contemplatieve fotografie en al helemáál niet over mij. Maar man, wat was ik blij.

Blij dat Goeikes durfde kiezen voor mijn onconventionele benadering. Blij dat ik bij mezelf en m’n methode durfde te blijven. Blij met wat ik geleerd heb en met de mensen die ik heb ontmoet. Blij met alle reacties die ik op mijn foto’s heb mogen ontvangen.

Maar vooral ontzettend blij met deze bevestiging van mijn huidige pad.

Hartegroet,

Bram

Wil je meer weten over contemplatieve fotografie of het zelf leren? Bezoek dan de website van Hèlen Vink.

Contemplatie: wat betekent dat nou eigenlijk?

Leestijd: 5 minuten

“En wat deed jij ook weer?”
“Ik beoefen contemplatieve fotografie.”
“Sorry?”
“Het is zeg maar een soort van mindfulness met een camera”.
“Waarom noem je het dan niet gewoon zo?”

Tja, vooral omdat het contemplatief is. Maar in inderdaad: vanuit een marketingperspectief hadden de grondleggers ervan beter een andere term kunnen verzinnen. Het rolt niet echt lekker van te tong. En daar komt nog eens bij dat bijna niemand weet wat dat struikelwoord nou eigenlijk betekent. In het Nederlands wordt het vrijwel uitsluitend nog in een religieuze context gebezigd, in de betekenis van de mystieke reflectie op spirituele thema’s. Zoals in: geestelijken die het lijden van Christus contempleren.

Maar wat zijn ze dan eigenlijk aan het doen?

Als we er een woordenboek bij pakken, zien we dat het ‘beschouwen’ betekent – waarvan de betekenis dan weer ‘aandachtig bekijken’ is.  Maar goed, je zegt over het algemeen niet dat je gisteravond een Netflix film hebt gecontempleerd – zelfs als je je aandacht er écht bij had. Dat zit ‘m grotendeels in het onderwerp van je contemplatie: het gaat vaak over belangrijke momenten of elementen van het leven. Keuzes die geleid hebben tot wie je nu bent. Sterfelijkheid – die van jezelf of van anderen. Liefde. Het universum. Dat soort dingen. 

Contempleren komt van het Latijnse werkwoord ‘contemplari’, waar het in het spraakgebruik ‘zich richten op’ was gaan betekenen. Maar de oplettende lezer heeft inmiddels misschien al de stam van het woord ‘tempel’ in het woord bespeurd. En dat is geen toeval.

Heilige huisjes

Een Romeinse templum – een tempel dus – kennen we natuurlijk als het huis van een of andere godheid. Maar wanneer we kijken naar hoe die betekenis ontstaan is, wordt het interessanter. Die komt namelijk van het Griekse ‘temenos’, wat ‘een afgezonderde ruimte’ is en van het werkwoord ‘temnō’ komt, wat ‘(af)snijden’ betekent.

Een templum was van origine namelijk een vooraf gekozen (‘afgesneden’) gedeelde van de lucht, waar een zogenaamde augur zijn werk deed. Een augur was een priester die gedurende een bepaalde periode met een open maar gedisciplineerde aandacht die ruimte in de gaten hield: de auguratie. Dingen die binnen die grenzen gebeurden – veelal de vlucht van vogels – interpreteerde hij dan als boodschappen van de goden. En toen men heilige huisjes voor deze goden ging neerzetten op die plekken, begon het woord ‘templum’ ook aan die (tempel-)gebouwen te refereren.

En daar zien we al een link met contemplatieve fotografie. 

Als contemplatieve fotografen wandelen we rond in een contemplatieve staat totdat we gestopt worden door iets waar ons oog op valt: die voelbare sensatie noemen we de flits van waarneming. Is onze omgeving daarmee onze templum? Nee: het is immers geen vooraf afgebakend gebied. De tempel waar ik op doel, is een innerlijke. Het is het gebied van de eindeloze ruimte tussen je gedachten: het domein van het niet-weten. Wat we nauwlettend in de gaten houden, is of zich daarin iets opmerkelijks voordoet. Of een bepaalde waarneming ons ráákt.

Maar in contemplatieve fotografie proberen we dingen die we waarnemen, in tegenstelling tot die auguren, toch juist niet te interpreteren? Nou, we proberen ze vooral niet te classificeren, beoordelen of associëren. In zekere zin interpreteren we ze juist wél: we interpreteren ze namelijk als een soort cadeautjes. Als manifestaties van de intrinsieke schoonheid van de wereld. 

En in zekere zin is het fotograferen daarvan óók een vorm van afbakenen of temnō: een foto bakent immers een gedeelte van ons visueel gewaarzijn af. Via een proces dat we het ‘visueel onderscheid’ noemen, proberen we heel nauwkeurig te worden in wat ons in eerste instantie gestopt heeft. Wat hoorde bij die geraakte waarneming? Wat niet? Daarmee is, naast onze innerlijke tempel, elke geslaagde Miksang foto eigenlijk óók een klein tempeltje.

Alle aandacht verzamelen

Maar goed, er staat ook nog een woordje vóór. Het voorvoegsel ‘con-’ zegt uiteraard iets over de ‘templum’ erachter. En dat woordje duidt altijd op een handeling of actie die op een of andere manier ‘verenigd’ is. Maar wat verenigen we dan in contemplatie? 

Nou, onze aandacht. Normaliter is die gefragmenteerd: op hoe je dat gesprek gisteren anders had kunnen aanpakken, op welke boodschappen je morgen moet doen, op dingen die je mooi, lelijk of irritant vindt – en op alle andere dingen waar die dingen je weer aan doen denken. In contemplatieve fotografie raap je je aandacht als het ware bij elkaar: de diversiteit ervan verenig je in de contemplatie op je visuele waarneming. Die waarneming vult als het ware je innerlijke tempel.

Maar er is nóg een interpretatie van het voorvoegsel con-, en die gaat over de betekenis van verenigd als ‘samen’. Betekent dat dat je het niet alleen kunt doen? Nee hoor. We kunnen het interpreteren als een samenwerking tussen je lichaam, je geest en je ziel – of hoe je dat collectieve, overstijgende, ongrijpbare en tijdloze element van de menselijke ervaring ook wilt noemen. In de contemplatieve fotografie zeggen we weleens “kijken met je hart”. Maar wat we eigenlijk bedoelen, is dat pure perceptie een samenspel is tussen alle onderdelen die jou ‘jij’ maken. In een contemplatieve staat zijn die dingen uitgelijnd.

En er is nóg een manier om naar dat element ‘samen’ te kijken. Weet je nog dat een tempel het domein van een god was? Je kunt het ook in die context interpreteren. Contemplatieve fotografie is dan een samenspel tussen jou en de goddelijke natuur die in jouw innerlijke tempel woont – het gebied van niet-weten dat we nauwlettend maar zonder agressie in de gaten houden tijdens onze contemplatie. En dat maakt die contemplatie dus een moment waarop je je ‘innerlijke goden’ ontmoet. Een moment van contact met je goddelijke natuur dat je doet inzien dat de wereld waar jij een onderdeel van bent, intrinsiek goed is.

Ik hoop dat je nu begrijpt waarom contemplatief, hoe onhandig ook, het perfecte woord is voor de vorm van fotografie die ik beoefen. En de volgende keer dat iemand me vraagt waarom ik het niet gewoon mindful fotograferen noem, kan ik ze tenminste naar dit blog verwijzen 😉

Hartegroet,

Bram

Wil je meer weten over contemplatieve fotografie of het zelf leren? Bezoek dan de website van Hèlen Vink.

Verfrissende verveling: waarom je juist niet naar afleiding moet zoeken

Leestijd: 6 minuten.

Het leek wel alsof we ons met z’n allen nog nooit zó hadden verveeld. Op social media struikelde je over de bananenbroodrecepten, heel Nederland ging ineens de zolder opruimen of de badkamer verbouwen, en Google vulde je zoekopdracht “wat te doen als…” automatisch aan met “…je je verveelt”. Ook bij mij sloeg de coronaverveling al snel toe. Achteraf gezien was 2020 misschien niet het ideale jaar om voor mezelf te beginnen: vanaf maart droogden mijn opdrachten snel op en zonder werk, partner of kinderen was er bar weinig wat moest. Dus deed ik wat ik altijd doe als ik het even niet meer weet: prakkiseren over van alles en nog wat. Maar vooral over de verveling, die langzaamaan de overhand begon te nemen.

Grappig woord eigenlijk.

Ver.

Velen.

Eigenlijk staat er gewoon ‘er veel van maken’, zoals verminderen ‘er minder van maken’ betekent. Pas vanaf de veertiende eeuw werd vervelen gebruikt als ‘onaangenaam worden’: je ongemak wordt ver-veeld. Vermeerderd dus. Op die manier gebruiken we het nog steeds: als je tegen je vriendin zegt dat je het vervelend vindt dat ze haar enkel heeft verstuikt, bevestig je dat haar ongemak vermeerderd is: dat haar leed is ver-vééld.  

En niet (per sé) dat je het maar een saai verhaal vindt.

Die betekenis van verveling als saaiheid – dus dat een bepaald psychologische ongemak vermenigvuldigd wordt – ontstond pas twee eeuwen later. En weer twee eeuwen daarna, in de achttiende eeuw, verschijnt ineens het woordje ‘zich’ voor vervelen. Het werd wederkerig: taalkundig gezien begonnen we onszelf te vervelen. Wanneer je zegt ‘ik verveel me’, dan  geef je dus al toe dat je het jezelf aandoet. Dat je zelf een lastige emotie vermenigvuldigd totdat die je te veel wordt. Dus.

Afleiden

Over waaróm we onszelf eigenlijk vervelen, is de laatste tijd al het een en ander geschreven. Zo zou het een weliswaar onprettige maar functionele emotie zijn, net zoiets als angst. Maar als je bang bent, helpt het niet echt om te weten dat angst een verklaarbare en nuttige emotie is. Wat helpt wel? Nou, jezelf afleiden, bijvoorbeeld. En dus proberen we dat met verveling ook. Van oude hobby’s afstoffen tot creatieve fotoshoots op instagram: tijdens de lockdown was er geen gebrek aan tips voor hoe je verveling kun tégengaan. En vaak lukte me dat ook wel, tenminste eventjes. Zo had ik de grootste lol met mijn bijdrage aan Tussen Kunst en Quarantaine. Hop, en de verveling was weer eventjes weg.

Maar ineens bedacht ik me dat dat eigenlijk jammer is.

@tussenkunstenquarantaine vroeg mensen om hun favoriete schilderij uit te beelden. Bij mij werd dat ‘Saturnus verslindt zijn zoon’ van Goya.

Ik herinnerde me wat ik leerde tijdens mijn opleiding tot contemplatief fotograaf. En dat bracht me ertoe om te proberen om m’n verveling niet te ontsnappen, maar om erbij te blijven. Om ‘m te ervaren. Te onderzoeken. Te doorgronden. Ja, zelfs te omarmen. Want verveling is een kans voor persoonlijke groei: een kans om met een vervelende emotie om te leren gaan. Een oefening in aanvaarden dat die nu eenmaal ook bij het leven horen. Een kans die ik zou verspelen als ik ’t uit de weg zou gaan met weer het volgende leuke projectje.

Dat is trouwens geen nieuw of radicaal inzicht.

Veel vormen van boeddhisme bijvoorbeeld stimuleren heel bewust verveling: sit, cook, eat, repeat. Maar bij de westerse beginner die een klooster bezoekt, komt die boodschap vaak niet aan. Meditatiemeester Chögyam Trungpa schreef wat veel bezoekers na afloop van hun bezoek aan het thuisfront vertellen:

Vorig jaar heb ik zes maanden in een klooster doorgebracht. Ik zag de herfst overgaan in de winter terwijl ik zitmeditatie beoefende en alles was zo precies en prachtig. Ik heb opnieuw leren zitten en lopen en eten. Het was een fantastische ervaring. Moet je zeker ook eens doen, is hartstikke leuk. Ik heb me geen moment verveeld!

En dat was dus precies niet de bedoeling. Maar waarom dan niet? Nou, omdat de verveling een cruciale stap is in wat Chögyam Trungpa het ‘ontrafelingsproces van het ego’ noemt. Hij beschrijft dat proces als een chirurgische operatie, waarbij de eerste stap is om het onderbewuste gebabbel in onze geest te doorsnijden. Daar kunnen we bepaalde technieken voor gebruiken, zoals zitmeditatie maar ook contemplatieve fotografie.

Hete verveling

Het doorsnijden van het gebabbel begint volgens hem pas écht wanneer we verveling beginnen te voelen. Het begint met wat hij ‘hete verveling’ noemt. Een onrustige, geïrriteerde verveling. Die kan bestaan uit verschillende gevoelens, met bijbehorende interne dialogen. Het gevoel dat er iets niet gebeurt, bijvoorbeeld: “Man, wat is dit saai”. Of het gevoel dat er, hopelijk binnenkort, iets stáát te gebeuren: “Hoe lang gaat dit nog duren? Wat doen we hierna?”. En het alomtegenwoordige waardeoordeel of commentaar op jezelf: “Dit slaat nergens op. Was ik maar iets anders aan het doen…”.

En dat is allemaal heel logisch, want onze geest verlangt naar entertainment. Is altijd op zoek naar houvast. Iets om zich op te richten. Iets nieuws, iets spannends, iets boeiends. En verveling is juist de afwezigheid van die houvast. Of beter gezegd: verveling gaat lijnrecht tegen die houvast in.

Koele verveling is als een kabbelende beek: verfrissend en voortdurend stromend

Als je lang genoeg bij je verveling durft te blijven – dus als je niet ingaat op de uitnodiging van je onrustige geest om iets anders te gaan doen – dan zal je merken dat die hete verveling overgaat in iets anders. We zouden het ‘koele verveling’ kunnen noemen. Verveling als een kabbelende beek: verfrissend en voortdurend stromend. We realiseren ons dat we niets hoeven te doen, en niets hoeven te verwachten. Ineens kost het geen moeite meer om erbij te blijven: een beek krijgt er immers ook nooit genoeg van om een beek te zijn.

Eenvoud

Het was meester Trungpa die in de jaren ’70 voor het eerst fotografie inzette als een gereedschap om die interne dialoog te doorsnijden. In Miksang contemplatieve fotografie zoeken we verveling dus heel bewust op. Maar tijdens de lockdown hoefden we daar weinig moeite voor te doen: we kregen die verveling op een presenteerblaadje aangereikt. Ik nam het aan als een kans, als een soort vliegende start. In plaats van verveling uit de weg te gaan, omarmde ik ‘m. Ervoer ik hoe mijn psychologische ongemak gaandeweg niet langer verveelde maar juist verminderde. Van veelvoud naar éénvoud.

Eén gedachte tegelijk.

Eén waarneming tegelijk.

Eén foto tegelijk.

Het hielp me enorm om die lastige periode door te komen. En stiekem denk ik dat jij die eenvoud óók als verfrissend zou kunnen ervaren. Des te meer omdat je die niet had kunnen bereiken zonder die verveling waar je nu uit alle macht vanaf wilt.

Meer weten over contemplatieve fotografie? Bezoek de website www.miksang.nl van Hèlen Vink.